Ik steffen je koe,
Honderd gulden veur de koe
En mij 'n dikke stoetbrugk toe.
De boerin geeft hun een stoetboterham met een
beschuit erop, appels, peren en noten.
Meer en meer is Kerstmis in onzen tijd een feest
geworden, waarop men geschenken geeft. Tot dit ge
bruik heeft het Sint-Nicolaasfeest den weg gebaand.
De Hervorming nam aanstoot aan de algemeene
viering van den feestdag van een Katholieken heilige,
zoowel als aan de duivelsgestalte van zijn begeleider,
Zwarte Piet. Door preeken, tractaten en vermaningen
verkondigde zij dat niet Sint Nicolaas, maar de gever
van alle goeds, Christus, de brenger der geschenken
is. Ook in Katholieke kringen, die zich ergerden aan
de luidruchtige Sint-Nicolaasommegangen, vond deze
gedachte ingang. Zoo bereidde de milde Sint Nico
laas den weg tot de Kerstgeschenken, werd zijn feest
dag de vooravond van Kerstmis.
Met het Kerstekind als gever kwam de kerstboom
op den voorgrond. Omstreeks 1850 drong deze uit
Duitschland tot ons door, eerst in kerk en Zondags
school, daarna in het huisgezin.
Doch ook in Duitschland zelf is de kerstboom geen
oud gebruikvóór het begin van de 17e eeuw is daar
nergens van een kerstboom blijk of sprake. Eerst in
1605 wordt te Straatsburg van een dergelijk gebruik
melding gemaakt, maar dan nog niet van een eigen
lijken boom, maar van één of meer gebladerde loof-
boomtakken, zonder lichtjes, in een bloempot gezet.
Hier en daar in Duitschland placht men in de 17e
eeuw deze takken met papieren rozen en suikergoed
te versieren. Bekend is dat Goethe voor het eerst een
kerstboom zag in 1765, te Leipzig. Nog tot het begin
van de 19e eeuw heeft het geduurd eer, van den Elzas
109