het volgende afdrukken„dat ons land ook in vroeger eeuwen
nimmer een gunstigen bodem voor de ontwikkeling van
het kloosterleven heeft geboden". Het tegenovergestelde
is immers waar! Wij mogen gerust zeggen dat na Italië
en Ierland geen land van Europa aan te wijzen is, waar
het kloosterleven zoo welig gebloeid heeft als bij ons. Het
ligt niet in het bestek van dit boekje om de oorzaken hiervan
aan te toonen, wij kunnen volstaan met te wijzen op het
feit, dat vroomheid en drang naar mystiek een zeer groot
gedeelte van het middeleeuwsche Nederlandsche volk
kenmerkte.
Wie de geschiedenis van ons Vaderland openslaat, wie
in een oud-Nederlandsche stad zijn oogen goed den kost
geeft, begrijpt wel dat het kloostergebouw evenzeer op
ons heem behoort als de stadskerk, het vroedschaphuis,
de waag of een der wakkere poorten. Daarbuiten is het
net zoo gesteld. De trotsehe machtige abdij pasi net zoo
goed in onze welige landouwen als het voorname kasteel,
de hoeve of de windmolen, omdat het evenals die ebouwen
een voornaam stuk historie en eigen waardevol bezit be-
teekent.
In de middeleeuwen vervulde het klooster een zeer belang
rijke plaats in ons volksbestaan. Vooral in de eerste eeuwen
waren de kloosters bronnen van Godsdienst, wetenschappen
en kunsten, terwijl hun maatschappelijke verdiensten door
alle historieschrijvers erkend worden. De reeks waarin dit
boekje verschijnt, dient hoofdzakelijk om de liefde voor het
eigen erfbezit op te wekken en te vermeerderen, opdat
ieder Nederlander zich in zekeren zin verplicht voelt, mede
te werken tot behoud van het dierbare erfgoed, dat ons
aan een oude glorie herinnert, en tevens ons volksbewustzijn
versterkt, om hetgeen ons van dien ouden luister nog rest
te behouden en te beschutten! Welnu, het middeleeuwsche
klooster behoort zeker op ons heem, het heeft dan ook
recht op onze belangstelling en behoort in een serie als
deze besproken te worden, kan er zelfs niet aan ontbreken
zonder een opmerkelijk gemis te doen blijken. Hiermede
11