overbracht, zooals in- de overige kloosters, maar een inrich
ting speciaal voor vreemdelingen bedoeld, met een genees
heer aan het hoofd, soms een eigen lid der Orde, en als dit
niet gaat, dan een geleerden leekendoctor die ervaren is in
de „goddelijke kunst". En ook de kleinste nederzettingen,
de z.g. „uythoven" hadden toch altijd een gastenvertrek
waarin een vermoeid reiziger nachtverblijf kon vinden.
Een vluchtige blik dan op Utrecht en Haarlem, de twee voor
naamste huizen van de Nederlandsche (Duitsche) provincie
der Orde, want in Utrecht zetelde de landscommandeur,
een overste die wij nu den provinciaal zouden noemen, en
Haarlem wist zich, los van Utrecht, eindelijk zelfstandig
te maken, zoodat het niemand anders dan den Meester of
Grootprior van Duitschland boven zich had staan. In
Utrecht treedt het ziekenhuiswezen speciaal naar voren,
terwijl Haarlem zijn regulieren vooral als adellijke herber
giers doet zien.
De eerste stichting binnen de aloude bisschopsveste van
Utrecht lag dicht bij de Catharijnepoort aan de Noord-
Westelijke zijde der stad, binnen een ruimte die nu afge
bakend wordt door Vreeburg, korte Viestraat en Waterstraat.
Wanneer het huis daar getimmerd werd, is niet bekend,
maar uit een charter van den Dom van 1241 is het duidelijk
dat zij toen reeds en eerder dus binnen Utrecht woonden.
Zij hielden hier een gasthuis van 24 bedden bestemd voor
de vreemdelingen, de „ellendigen" dus uitlandigen, die op
doortocht in het Sticht ziek geworden, niet wisten waarheen
zich te begeven. Bedenken wij dat het ziekenhuis in de
middeleeuwen en nog lang in den nieuwen tijd, altijd hoofd
zakelijk voor vreemdelingen bestemd is. De medeburgers die
een goed tehuis hadden en dus nergens beter ziek konden lig
gen zouden van zoo'n gasthuys geen gebruik gemaakt hebben.
En hoeveel „uitlandigen" waren er in die dagen wel, toen de
onmaatschappelijken, de „varende luyden" een niet gering
aandeel van de bevolking uitmaakten. Het kon al
niet beter dan zoo dicht bij de poort, waarlangs het verkeer
met Holland onderhouden werd, gelegen zijn. Jammer
80