waarbij een klooster stond waarin zich Benedictijnen ge
vestigd hadden. In 1099 namen deze monniken het kleed
der reguliere kanunniken aan en noemden zich „Hospitaal-
broeders van den heiligen Johannes den Dooper van Jeru-
salein". In ons land hooren wij steeds spreken van „die
broeders van Sente Jerusalems oerder". Raimund de Podio
reorganiseerde de nieuwe Orde in 1130 en gaf haar het
militante karakter naar het voorbeeld der Tempelieren.
Paus Innocentius II keurde haar goed; deze nieuwe con
gregatie van ridders, priesters en dienende broeders kon de
Kerk en haar leden tot veel nut strekken. Spoedig breidde
zij zich uit stak, de Tempelieren naar de kroon, overleefde
haar zelfs in 't eind, en erfde haar rijke bezittingen. Na het
verlies van Jerusalem vestigden de Sint Jansheeren hun
hoofdklooster op het eiland Rhodus en sinds 1550 op Malta.
Bij de uitbreiding en stichting van nieuwe kloosters, zelfs
van de kleinste filialen, dikwijls maar door een of twee
priesters en enkele broeders bezet, merken wij op dat de
Orde haar taak ernstig opgevat heeft. Er blijkt allerwegen
een schoone saamhoorigheid en ijverig werken voor het
zelfde doel, de ridders vechten tegen den Turk, te land
en ter zee, de heeren en broeders in de verschillende neder
zettingen „langs den weg" (bij voorkeur vestigden zij zich
aan de verkeersaderen op het Zuiden) zetten hun deuren
open voor pelgrims, reizigers en kranken die op hun tocht
hulp behoefden. In de andere kloosters is het hospitium
en het infirmatorium een bijzaak waaraan men wel degelijk
aandacht geschonken heeft, omdat het beoefenen der Chris
telijke naastenliefde een dure plicht was, maar vreemdelingen
herbergen en zieken verzorgen, de twee zeer voorname
barmhartigheidswerken, die in de middeleeuwsche maat
schappij ook zoo hard noodig waren, is bij de Sint Jans
heeren na den dienst van God direct hoofddoel.
Hier ook weerbeginsel, practijk en geest der Orde drukken
hun stempel op het huis der communetcit. Een Sint Jans
klooster is altijd een ziekenhuis, geen infirmerije voor eigen
gebruik, waarin men ook wel eens een zieke uit het hospitium
79