toe, het Oostelijk deel van zijn Valkenberghof, waar hij
ook een muur liet optrekken en daar konden de zusterkens
hun nieuwe huisjes laten timmeren. Een kerk stond er
reeds, de Sint Wendelinuskapel die bij den grooten stads
brand van 23 Juli 1534 ook niet gespaard was gebleven;
maar spoedig opgebouwd, kwam zij geheel ten dienste
der nieuwe bewoonsters. In 1535 betrokken zij dit ruime
hof dat zeker grooter dan het oude was, om, der Begijnen
traditie getrouw, met één voet in den Hemel en één voet
op het aardrijk, haar kalm gelijkmatig leven voort te laten
glijden. De poort, uitkomende aan de Caterstraat, stond
open voor nieuwelingen en ook voor degenen die in de
wereld wiiden terugkeeren. Aardig en naïef loopt haar ge
schiedenis tot op onze dagen door. Steeds worden zij,
brave, weerlooze vrouwkeDS, door de hooge heeren van het
kasteel in bescherming genomen. De oorlogsfurie schijnt
haar poort niet binnengedrongen te zijn, maar na de Staatsche
inneming van Breda, door middel van de turfschiplist, krijgen
zij hun eersten slag: Mauriïs neemt de Begijntjes met haar
roerende en onroerende goederen weliswaar onder zijn
bescherming en sauvegarde, maar geeft haar Sint Wende-
linuskerk aan de Waalsche Hervormden, zoodat zij zich
met een z.g. huiskerk, een schuilkapel, moesten behelpen.
En de tweede ergernis werd het aanmatigend optreden
van Charles de Héraugière, den turfschipkapitein, waardoor
wij tevens een kijk op de ontwikkeling van het Begijnhof
zelf krijgen. Ook dit tweede beluik was weer aan den buiten
kant gelegen, aan de Noordzijde werd het hof begrensd
door den ouden vestingmuur, waar daar ter plaatse een
toren in het water uitgebouwd stond, de begijnen hadden
hem voor bakkerij en brouwerij ingericht, en aan de over
zijde van het water ,,de oude vest" lagen de schuttersdoelen.
Maar door de uitbreiding der stad, door graaf Hendrik
volvoerd, hadden die oude verdedigingswerken geen nut
meer, ze werden dan ook omstreeks 1540 afgebroken,
sommige torens echter werden ook voor particuliere doel
einden gebruikt, gelijk dat in de meeste uitgroeiende steden
70