zegden hun gebeden, deden hun werk, schreven en verlucht
ten boeken, gaven les, de conversen bebouwden het land,
onderhielden huis en hof, maar nimmer kwam het tot
kapitale stichtingen zooals Egmond of Aduard. Dit lag niet
in de lijn der orde en om zoodanig uit te groeien was zij
te laat gesticht.
Op 3 October 1501 werd de kerk van het, we kunnen wel
zeggen, laatste middeleeuwsche klooster van Nederland,
door den vicaris van den Munsterschen bisschop ingewijd
en hadden een prior met drie choorheeren en eenige leeke-
broeders het klooster betrokken. Slechts acht en zestig
jaren bestond het, zoodat dit korte bloeitijdperk onmiddel
lijk vóór de Hervorming ligt. De laatste prior Johannes
Emmen ging tot de nieuwe leer over, en werd de eerste
Gereformeerde prediker in zijn eigen kloosterkerk. In de
gebouwen werd een gast- en armenhuis ondergebracht,
want het klooster was aan de Algemeene Staten van Gro
ningen gekomen, sinds 1637 vestigde men er de dominees
woning, de school, meesters- en kostershuis, eindelijk konden
er ook particulieren in wonen. En in volgende tijden mis
bruikte men de gebouwen als bergplaatsen, en zag men er
geen bezwaar in, zelfs het schip der kerk zulk een onteerende
bestemming te geven.
Gedeelten vielen in puin, bijgebouwen werden opgeruimd,
om tegen de panden die nog restten storende bijbouwtjes
te plakken. Ter Apel onderging het lot van zoovele oude
eerbiedwaardige gebouwen van ons land in een tijd van
geweldige „vooruitgang" waarin men in zijn voortvarend
heid geen waarde hechtte aan schoone overblijfselen Uit
een verleden dat dan geen winst meer opleveren kon.
Alles bij elkander genomen, mogen we er nog heel blij om
zijn dat er nog zooveel van dit „Huis des Lichts" gespaard
en bewaard bleef! De omvang moet aanmerkelijk grooter
dan het huidige klooster zijn geweest. Er is sprake van een
gastenkwartier met drie kamers, een kapittelhuis, boerderij,
schuur, stallen, bak- en brouwhuis, zelfs van een graan- en
oliemolen, waaruit we kunnen opmaken dat de broeders