staat de leekenrefter, dat is die der convsrsen. Ten Noorden
van den hof, de groote refter der choormonniken, ten Oosten
de kapittelzaal en het abtshuis waarheen een gewelfde
gang leidt. Wanneer het waar is, dat het huidige restant
van Aduard een der oude refters was, dan moeten we
Maulbroiinomkeeren en alle gebouwen ten Zuiden van de
kerk plaatsen om Aduard in welstand te kunnen zien,
want het eenige gebouw dat ons overbleef ligt op ongeveer
honderd meters ten Zuiden van het schip der groote abdij
kerk, welker grondslagen door Prof. Dr A. E. van Giffen
in onze dagen werden ontgraven. Maulbronn en Aduard
toonen ook overduidelijk de verandering der opvattingen
in de Cisterciënserorde waarover we boven spraken: In
Maulbronn zijn alle gebouwen prachtig opgetrokken, sierlijk
uitgerust en overwelfd. Het overschot van Aduard is in
alle opzichten een schoon gebouw te noemen, een huis
waaraan men, wat de onderdeelen betreft, alle zorgen
besteed heeft. Een meesterhand is hier aan het werk geweest!
Aldus: een hooge ontwikkeling der bouwkunst! De abdij
kathedraal getuigde het reeds, de kunsten namen een hooge
vlucht. Voor de uitgebreider studiën was ten ruime biblio
theek noodig en toen men aan den drang tot wetenschap
verbreiden, dus lesgeven, niet kon wederstaan, moesten
er studie- en leslocalen verrijzen, verblijven voor interne
leerlingen, een scriptorium etc. De kloosterschool van Aduard
was wijd en zijd beroemd, werd een befaamd uitgangspunt
van humanisme in den meest klassieken zin. Goswinus
van Halen schrijft in 1528 aan Hardenberg. „Indien gij
naar een geleerd man zoekt, ge vindt dien in Aduard of
anders in gansch Friesland niet!"
Groningen mocht trotsch zijn op zulk een cultureel bezit.
Wanneer wij thans het kleine overschot van de eenmaal
zeer groote abdij van nabij bezien, kunnen we eenigermate
opmaken welk een indruk het exterieur van kerk, kapittel
zaal, refter, abtshuis en de andere onderdeelen gemaakt
zullen hebben.
Dit zaalgebouw moet van omstreeks 1300 dateeren en stelt
54