gemakzucht. Want dat doet de middeleeuwsche bouworde
altijd zoo sterk naar voren tredenDe immer stijgende rust,
een zuivere evenwichtigheid die zulke stoere en zekerbe-
paalde lijnen wist te trekken. Geen horizontale, geen vlakke
aardsche, maar ten hemel klimmende van geesteskracht
geladen lijnen, die den tijd achter zich laten en overgaan
in het tijdlooze. Zooiets besef je als je voor de kathedraal
van Reims staat of voor den Keulschen Dom, maarzooiets
voelde je toch ook wel als je dat mooie stille abdijplein
opliep. Zeker, iedereen die zoo wat aan kunstgeschiedenis
gedaan heeft wist wel, dat ook hier in den loop der eeuwen
veel gebroken en dat er door ijverige toegewijde handen
ook weer veel hersteld werd, maar daarvoor stond je dan
feitelijk op Nederlandschen bodem. Ook deze abdij moest het
bittere lot van zoovele middeleeuwsche sehoone steenresten
deelen; er werd gebroken, opgeruimd, verbouwd en gebouwd
in tijdstijl, om eindelijk in het begin van onze eeuw kundig
gerestaureerd te worden.
Door de Balanspoort den Nederhof op, dat is van dezen tijd,
komende uit de twintigste eeuw een stap terug naar de
Middeleeuwen, terug naar den oorsprong van dit klooster,
hoewel die niet op dit plein lag en slechts door middel van
een betrekkelijk klein gedeelte benaderd kon worden. Maar
we stonden dan ook meteen in het verleden. En nu kon
men rondom kijken zooveel men wilde, de eigenlijke historie
van de Middelburger abdij liet zich niet zoo gemakkelijk
vinden. 't Was alsof dit sticht met zijn geschiedenis
niet goed voor den dag durfde komen, alsof het een schoon
geheim angstvallig bewaren wilde.
Oorkonden zijn er maar weinige, een kroniek zooals b.v.
die van Egmond bestaat er niet van de roemruchte abdije,
bouwheeren en bouwmeesters bleven dus onvermeld. Maar
het blijkt wel uit alles, dat men in dien tijd zijn eigen eer
niet zocht. Wie werkt voor de eeuwigheid laat zich aan
tijdelijke roem niet veel gelegen liggen! Wij moeten ver
teruggaan om te vernemen dat deze abdij gesticht is op het
einde der elfde of in het begin der twaalfde eeuw. De Lieve
36