moeten bouwen en een huis, waarin Hij gediend wil worden tot aan het einde der dagen!" „Anno dominicae incarnationis MCIV" gaat de kroniek voort. „In het Jaar onzes Heeren 1104 nam de priester Ailbertus bezit van deze plaats, en legde er met zijn twee broeders de eerste grondslagen eener woning, terwijl hij zelf meezwoegde en werkte; de streek toch was woest en onbebouwd en nooit door eenig mensch bewoond. Hij bouwde er een houten kapel en vierde daarin voor het eerst de heilige geheimen onzer Verlossing". Het bleef niet bij dit eenvoudige houten bedehuisje, maar het ging hier, zooals het overal gegaan is met kerk en kloosterstichtingen; alleen valt hier een versneld tempo waar te nemen. Drie jaren later in 1107 bouwt Ailbertus reeds een steenen choor gedekt door een steenen gewelf: „Erexit sanctuarium ex materia lapidum, desuper lapidus obductum" vermeldt het handschrift nadrukkelijk, waaruit wel blijkt dat een steenen gewelf iets buitengewoons en iets ongeziens was. Omstreeks dien tijd begon men dus de steenen welving in deze streken toe te passen. Een jaar later rijpte het plan om een klooster op groote schaal te bouwen, maar voor zulk een sticht was het pas opge trokken choor dan alvast te klein. Dit plan verklaart dan cok het feit, dat men het steenen choor weer afbrak. Bij onderzoekingen in de nog bestaande Rolducsche crypte bleek dat daar nog sporen van het eerste steenen choor te her kennen zijn. Toch bevreemdt het wel dat men in dien tijd, in één jaar, een steenen keik, of 'n gedeelte daarvan, (de uitdrukking „sanctuarium" kan hier ook kerk in haar geheel beteekenen) opgericht heeft, (die dan te klein blijkt en na zoo'n kortstondig bestaan weer neergehaald wordt om wille van een geheel gewijzigd plan. Zou de kroniekschrijver hier wel juist ingelicht zijn en zich niet met de data vergist hebben? Hoe dit zij, toen dat bedehuis afgebroken was, bouwde Ailbertus op dezelfde plaats een crypte „en legde de fundamenten voor een klooster in Longobardischen stijl vermeldt het handschrift weer en voegt er dan heel eerlijk 27

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 25