het heiligdom en waardigste gedeelte van den tempel.
Een dergelijke verhouding moeten we ook bij de z.g. Buur
kerk veronderstellen, dat is de kerk die op dit bewuste
paneel, juist even vóór de torens der abdijkerk uitgeschoven
schijnt. Dit gebouw werd naast de eigenlijke abdij en aan
de Noordzijde daarvan ten dienste der „geburen" der
dorpsbevolking dus, opgetrokken en bediend door de
monniken. Op de teekeningen die er na de verwoesting
der abdij van gemaakt werden, tot ruïneteekenen voelde
men zich in die dagen wel sterk aangetrokken, kunnen
wij duidelijk opmaken dat het choor hooger dan het schip
moet zijn geweest.
En nu vragen wij ons af, welk gedeelte van de abdij doet
zich hier aan de Zuidzijde voor ons open?
Op den voorgrond ziet men één der poorten, die men niet
voor de hoofdpoort moet houden, deze is aan de Westzijde
te zoeken, en naast deze poort vermoeden we het hospitium
voor vrouwen, die het slot zelf niet mochten betreden.
Ter rechterzijde van de tweede poort, zoekt men in het
lange gebouw met de zeven boogvensters, de refter, terwijl
weer rechts daarvan, achter de kerk, onder het hooge dak,
de kapittelzaal zal liggen. Ter linkerzijde van de poort
staat, en dit is zoo goed als zeker, het abbatiaat. De klooster
gang bevindt zich dan, van hier onzichtbaar, tusschen kerk
en refter. De werkhuizen, zooals bakkerij en brouwerij,
boerderij met stallen en schuren moeten dan aan den Noord
kant, dus van hier uit achter de kerk liggen. Wij staan
hier voor echt stevige degelijke bouwsels, woonhuizen
die in een gesloten stadsgeheel heelemaal niet zouden
misstaan. Sobere Noord-Nederlandsche panden. Vanaf dit
punt is geen enkel Gothiek festijn te ontdekken. De poort
huizen zijn burgerlijk te noemen, slanke sierlijke torentjes
zooals aan de Middelburger abdij b.v. zijn niet te bekennen,
geen spitsbogen, geen traceeringen, nissen, etc. De heele
samenstelling schijnt eenvoudig opgevat te zijn, meer
practisch en degelijk Hollandsch, in tegenstelling met het
meer naar flamboyancie neigende Vlaanderen, waar het
19