„Gerru Camer" (7) Gerfkamer. Gerf komt van gerwen in
de bijzondere opvatting van aankleeden. Hier werden de
benoodigdheden voor de godsdienstoefeningen, de litur
gische gewaden vooral en de voorwerpen, die men niet
eiken dag noodig had, bewaard. Hier lag dus de oorspron
kelijke sacristij. Op de bovenverdieping van dit bijhuis
veronderstellen wij de bibliotheek, ten eerste de kerkbiblio-
thoek, d.w.z. de verzameling van liturgische boeken welke
man natuurlijk vlak bij de kerk hield en die toch eigenlijk
in alle kloosters de kern vormde van de latere uitbreidingen
en aanvullingen. Dit stemt dan ook overeen met het be
richt dat tijdens den beeldenstorm, terwijl men in de kerk
aan 't woeden was, iemand voorstelde om „der Monniken
Librairy" te plunderen, waarop Egbert Roe'ofsz. en Pieter
Jansz. Kies die zoo druk bezig waren de kerk „van de
teyckenen van paepsche supersticy en afgoderye te suyveren"
naar de boekerij snelden en de boeken over den klooster
muur op een burgerwoningserf aan de Zeedijkzijde wierpen.
Gelukkig ontsnapte de kostbare verzameling handschriften
die in het z.g. „oude klooster" opgeborgen was, aan hun
jammerlijke woede.
Verlaten wij het klooster langs het „Kerchof" (26) door
den burgwal afgescheiden door een muur, de tuin van den
dood, die voor den monnik geen schrikbeeld maar eens
een welkome gast moet zijn.
Helaas is van dit gansche klooster zelfs geen muurrest over
gebleven. In Januari 1588 bepaalde de Calvinistische
Vroedschap dat de kloosterkerk afgebroken moest worden.
De eerst zoo sterk begeerde kerk was van geen nut meer
toen men de hoofdkerken toch in bezit had. Later werden
er twee straten door het erf der grauwmonniken aangelegd,
de Monnikenstraat en de Bloedstraat, waarachter nog lan
gen tijd eenige bijgebouwtjes van het klooster bleven staan,
maar Fockens zegt, dat deze resten bij den grooten brand
van 17 October 1662 door het vuur verteerd werden. Thans
moet men in de ervenindeeling der huizen van genoemde
straten en die van den Oudezijds Achterburgwal de grond-
104