betrouwbare afbeeldingen kunnen zien, de gewone Noord-
Nederlandsche practische huizengedaante, kerk, kapittelhuis,
refter, gastenverblijf schijnen flinke stevige woningen van
een degelijke baksteenbouw door roode pannendaken gedekt,
gebouwen die niet door bizondere schoonheid opvallen,
maar voor alles stevig en duurzaam zullen zijn geweest.
In ieder geval een klooster dat naar den zin van den orde
stichter veel te mooi en te weelderig zou zijn geweest, want
hoeveel moeite heeft het niet gekost hem er in te doen toe
stemmen dat zijn broerkens in een huis, een eigen vasten
woon mochten verblijven! Hij had hen immers bestemd voor
bedelbroeders, die langs de deuren hun kostje moesten
ophalen, gelijk hij het zdf gedaan had, mannen verloofd
aan „Vrouwe Armoede" die geen enkel aardsch bezit moch
ten hebben? Wat het interieur betreft, stellen wij ons voor
dat de verschillende zalen en kamers zich in niet veel van
de gewone burgerwoningen onderscheiden zullen hebben.
De kruisgang zal wel gewelfd zijn geweest, voor de eetzaal
en de kapittelkamer blijft dit nog een vraag. Wij denken
eerder aan een forsehe eikenbalkenzoldering, rustende op
gladgepleisterde muren waarin spitsboogvensters zonder
vee! siermetselwerk. Zeker heeft men in den beginne en
ook toen de observanten het huis betrokken, aan de oor
spronkelijke Franciscaansche eenvoud vastgehouden.
Naast den kruidentuin lag de „Wermestuyn" beter gezegd:
de warmoeshof, waarin broeder hovenier groenten kweekte.
Voor algeheele „zelfverzorging' om in de termen van onze
dagen te blijven, was dit stukje grond veel te klein, als
daarachter de Koolhof (23) niet lag, waarin men, de naam
zegt het reeds, kool verbouwde. liet was goed bekeken om
„Het Ghemackhuis" (24) daar vlak naast te zetten, met
het oog op de bebeering der bouwbedden. Dwars overstekend
kon men de Sacristij (6) binnengaan, dat is het vertrek,
volgens de afmetingen hier een flinke zaal, waarin de pries
ters met hun dienaren zich kleedden voor den dienst en van
waaruit de officianten zich in processie naar het choor
begaven; aan de andere zijde van het sanctuarium lag de
103