ten, wier levensdoel eerder gericht was op het bevre
digen van hun heerschzucht en het genieten van
groote kerkelijke inkomsten, dan op het deemoedig en
vroom dienen van de Christelijke Kerk.
Aan pogingen om dit kwaad te keeren heeft het niet
ontbroken, en het was vooral onder de uitnemende
leiding van de abten van het Fransche klooster Cluny,
waarmee ook het klooster te Egmond in verbinding
stond, dat de tucht in vele kloosters hersteld kon
worden. De kloosterregels werden hervormd en aan
gevuld. Behalve aan stilzwijgendheid, liefdadigheid en
matigheid, werd nog meer dan vroeger het geval was,
aan de opvoeding der monniken de aandacht ge
schonken. „Le plus grand prince n'était pas élevé
avec plus de soins dans le palais des rois, que ne
1'était le plus petit des enfants de Cluny" getuigt een
tijdgenoot. Aan deze zorgvuldige opleiding was het te
danken, dat de stam-abdij en haar onderhoorige
kloosters in staat waren om in de elfde eeuw tal van
bekwame, vrome mannen uit te zenden, die gezag ge
noeg hadden, om in vele andere kloosters de orde en
tucht te herstellen, zoodat ook deze kloosters op de
bres konden blijven staan voor het behoud van de
beschaving, die zoo deerlijk bedreigd werd. Onder den
adel braken eindelooze twisten uit, die het landvolk
tot armoede brachten en den handel der steden lam
legden.
Een tijdlang groeide alles naast elkander: de Kerk
wist haar oppergezag over de vorsten te handhaven,
de macht der steden, soms steunend op de kerkelijke
autoriteiten in den strijd tegen den adel, dan weer,
verbonden met den adel, strijdend tegen de geestelijk
heid, nam toe. De adel, teruggekomen uit het Hei
lige Land, verdreef den tijd op zijn burchten met toer
nooi en jacht en met het luisteren naar de liederen
90