was. Van ouder op zoon zal het verhaal ervan over
geleverd zijn, en het schijnt, dat in een gedeelte van
de middeleeuwsche Goedroen-sage nog de herinnering
gebleven is aan den tijd, dat het Nauw van Calais
minder breed was en men nog uit overlevering wist te
verhalen van het verdronken koninkrijk voor de kust
van Givers. In deze sage wordt verhaald door Herwig,
die met een vloot uit Denemarken naar het zuidelijk
Normandië gekoerst was om Goedroen terug te halen,
hoe hij op zijn tocht ten slotte kwam boven de ge
vreesde ondiepten voor de kusten van Givers, die in
later tijden nooit teruggevonden zijn, doch waarvan in
de oudste geschriften nog gewag zou wordem gemaakt.
De zee was er altijd onstuimig, de branding schuimde
er zelfs met stil weer. Op den bodem der zee lagen
rotsen,, die magneet-kracht hadden en het ijzer uit de
schepen naar zich toe trokken met zulk een hevigheid,
dat soms het vaartuig erdoor in de diepte verdween.
Een zeer bedaagd strijder, die den tocht meemaakte,
verhaalt dan, hoe hem in zijn kindsheid nog een oude
zeesproke werd verteld van dit uitgestrekte koninkrijk,
dat vóór de kusten van Givers verzonken zou zijn
en waar de menschen welvarend en gelukkig hadden
geleefd. „Ook ik heb hooren zeggen" zoo vervolgt
hij dan „dat als een schip, door den wind gedreven,
boven deze plek komt, de magneten het vasthouden.
Kan de kiel de trekking doorstaan, dan moet de bark
maar rustig wachten, totdat een andere wind haar
terugvoert naar de wijde zee." Is het te gewaagd om
aan te nemen, dat in dit verhaal waarvan de stof in
hoofdzaak ontleend schijnt te zijn aan gebeurtenissen
uit de derde eeuw onzer jaartelling een herinnering
voortleeft aan de jaren, dat het Nauw van Calais nog
niet de uitgestrektheid bereikt had van tegenwoordig?
Een magneetrots, welke de schepen, die met den eenen
wind gekomen waren, vasthield, om ze dan met een
9