gere landgenooten ongestoord door hun gebied laten
trekken, om ze gelegenheid te geven dieper het land
in te plunderen. In 856 breidden deze Scandinavische
leenmannen hun gebied uit, door een groot gedeelte
van Friesland te veroveren. Eenige jaren later werden
zij echter door de „Cockingi" uit een deel van het
veroverde gebied verdreven. Met „Cockingi" worden
waarschijnlijk de bewoners van de „Vier Noorder
Koggen" bedoeld, dus de geduchte West-Friezen, die
in de volgende eeuwen zoo moedig tegen de graven
van Holland strijden zouden voor het behoud hunner
onafhankelijkheid. In 880882 vond de verschrikke
lijke plundertocht plaats, welke tot diep in Europa
werd uitgestrekt. De Vikingen maakten hierbij voor
het volbrengen van hun snelle tochten gebruik van
paarden. Het gedemoraliseerde keizerlijke leger was
machteloos en durfde de Vikingen niet aanvallen.
Onderhandelingen volgden, waarbij de aanvoerder
Godfried behalve een groote som gelds de in
middels vrijgekomen kuststreek van Friesland met
Utrecht en de Betuwe in leen kreeg. De behaalde
voordeelen maakten hem steeds driester. In zijn over
moed liet hij den Keizer zeggen, dat hij nog een
gedeelte van het Rijn-gebied in leen wenschte, ten
einde over voldoende heerlijken wijn te kunnen be
schikken. Deze overmoed moest Godfried met
zijn leven betalenin 885 werd hij verraderlijk ver
moord op het oogenblik dat hij den Keizer zou
ontmoeten.
Het heeft geen zin hier langer stil te staan bij den
roof- en moordlust der Vikingen, of den onderlingen
strijd der Frankische heerschers, die, door afgunst
gedreven, elkander trachtten te benadeelen met be
hulp van de groote vijanden der pas-ontluikende
West-Europeesche beschaving.
63