kelijk schijnen de Vikingen het nog niet gewaagd te
hebben, onze kusten aan te vallen. Toen echtei de
eerste aanvallen niet voldoend afgeweerd werden,
volgde een steeds driester optreden der Noormannen.
Bovendien bleek, dat de kustbevolking niet geheel be
trouwbaar wasnadat handel en scheepvaart waren
stilgelegd en de welvaart vernietigd was, werd voor
een steeds grooter aantal Saksen en Friezen de over
geërfde liefde voor het zeerooversbestaan te sterk. Zij
verlieten hun leeggeplunderd stamland om met de
Vikingen in vreemde streken, verre en nabij, te
strijden en te plunderen. Ook moest de Keizer „strenge
abten" zenden, om het volk zijn plicht te doen ken
nen blijkbaar laaide het oude heidensche geloof
weer op. Onbeschrijflijke ellende en armoede hebben
de plunderende Noormannen in de kuststreken ge
bracht. Eeuwen zouden verloopen voordat het land in
de geschiedenis van West-Europa weer de rol zou
gaan spelen, die het, krachtens den aard van zijn
bevolking en zijn ligging aan den mond der groote
rivieren, verdiende.
Daar de Frankische vorsten hun kracht in onderlingen
strijd verspilden, waren zij niet in staat dit noodlot
af te wenden. Zij grepen naar een middel, dat in eigen
kring, waar verraad en intrigues het meesterlijk beleid
van Karei den Groote te niet hadden doen gaan,
misschien op zijn plaats ware geweest: zij gaven het
eiland Walcheren en Dorestad aan de verbannen
Vikingvorsten Harald en Rorik in leen, op voorwaar
de, dat dezen de kusten tegen de aanvallen hunner
vroegere landgenooten zouden beschermen. Harald en
Rorik hebben deze opdracht slecht vervuld. Het ge
zond verstand van deze beide leenmannen werd
blijkbaar niet overheerscht door gevoelens van haat
en afgunst, zooals dit bij menig Frankisch edelman
het geval was. Herhaalde malen hebben zij hun vroe-
62