In bepaalde gevallen, waarin aan de kas des graven
groote eischen gesteld werden, zooals bij zijn ridder
slag, huwelijk, of bij een hofvaart naar den keizer,
was het den graaf toegestaan een bijzondere „bede"
te doen. Ook bestond er een plaatselijke belasting,
waaruit de kosten van onderhoud van den graaf en
zijn gevolg bestreden werden, wanneer deze op zijn
jaarlijksche rondreis in de buurt verscheen. Verdere
belastingen werden waarschijnlijk in Holland en
Friesland niet geheven. Bij de beperkte taak, die de
overheid zich gesteld had, en die hoofdzakelijk uit de
landsverdediging en de rechtspleging bestond (want
naarmate het leenwezen zich ontwikkelde, verloor
het volk meer en meer zijn invloed op het rechtsge
ding, en kwam de rechtspleging in handen van
grafelijke ambtenaren), waren ruimere geldmiddelen,
hoe zeer ook door de graven gewenscht, niet strikt
noodzakelijk.
Thans moeten wij met onze gedachten nog eens
terugkeeren naar den tijd, toen Karei de Groote over
deze landen heerschte. Rust en veiligheid deden de
welvaart en den handel toenemen. Het zag eruit alsof
onze lage landen een langen tijd van voorspoed tege
moet zouden gaan. Zelfs twisten onder de opvolgers
van den grooten keizer behoefden onze landen niet te
zeer te treffen, daar ze buiten het eigenlijke terrein
van den strijd gelegen zouden zijn.
Er dreigden echter andere gevaren. In Denemarken
en Scandinavië werd het volk bezeten door een on-
stuimigen drang, naar verre landen te varen, daar te
plunderen, en dan weer huiswaarts te keeren. We
weten niet met zekerheid, wat de oorzaak was, die
de Vikingen tot deze tochten dreef. Overbevolking,
dus voor die tijden gebrek aan voldoende akker- en
weideland, en ook binnenlandsche twisten, hebben er
57