Het is moeilijk, zich een juist beeld te vormen van
het leven der ridders. De ridderverhalen, waarin
trouw, godsvrucht en strijdlust tot een boeiend, zij
het soms een ietwat langdradig geheel, vol bonte
avonturen, zijn saamgeweven, geven ongetwijfeld
meer de gewenschte ideale levenshouding dan de
werkelijkheid weer. Ondanks de goede bedoelingen
stond het zedelijk leven volgens thans geldende nor
men op een zeer laag peil. Naast schitterende jacht
partijen en toernooien, waarbij geen kosten gespaard
werden om het oog van den toeschouwer te verblin
den, staat de allerellendigste huisvesting dezer pracht-
lievende ridders in hun middeleeuwsche kasteelen.
Deze kasteelen waren niet veel anders dan klompen
vochtige steen, waarbinnen zich de kille, slecht ver
warmde zalen en kamers bevonden, waarin door de
kleine vensters nooit voldoende licht doordrong. Is
het te verwonderen, dat de edelman en het volk
was nog veel slechter gehuisvest reeds vroeg oud
en verstijfd van rheumatiek was, dat dronkenschap
veelvuldig voorkwam, vooral gedurende den langen
somberen wintertijd, wanneer de wegen tot modder
poelen geworden en onbegaanbaar waren, en de
kasteelbewoners het grootste gedeelte van hun tijd in
bed doorbrachten, omdat zij dan tenminste van de
kilte der donkere kasteelen minder te lijden hadden?
Omstreeks 1500, dat is dus reeds aan het einde der
middeleeuwen, schrijft Ulrich von Hutten over zijn
vaderlijken burcht„In ieder geval is hij niet gebouwd
ter wille van de behaaglijkheid, maar om als vesting
te dienen, omgeven door grachten en een wal. Van
binnen is hij benauwd, overvuld met vee- en paarden
stallen. De donkere ruimten zijn volgepropt met zware
buksen, pek, zwavel, allerhande andere wapens en
oorlogstuig. Overal stinkt het naar kruit, en de geur
van de honden en hun ongedierte is ook al niet veel
53