gebruiken, om uit de opbrengst de belooning te putten
voor de aan het Rijk bewezen diensten. Bij deze
schenking der adellijke eigendommen aan den Keizer
speelde niet de dwang een rolmogelijk was het een
mode, die in zwang kwam, toen men de zekerheid
had, dat de keizers niet langer bij machte waren, om
een einde te maken aan de erfelijkheid van dergelijke
leenen. Het was een symbolische handeling, welke den
localen adel tot rijksadel stempelde, en die bovendien
het voordeel had, dat de adellijke bezittingen aan de
volksgemeenschap werden onttrokken en tot rijks-
gronden werden, waarover de adel, als rijksvertegen
woordiger, de volle zeggenschap had. Vooral het
recht tot het voeren van eigen rechtspraak de z.g.
immuniteit was van groot belang, daar de adel
zich voor zijn gebied aan den invloed van het volks-
ding kon onttrekken. Van de in leen ontvangen goe-
.deren gaf de hooge adel weer gedeelten in leen aan
personen, meest ridders, wier medewerking hij noodig
had. Zoo groeide gestadig de adel-hierachie tot de
zeer gecompliceerde verhoudingen, welke de latere
middeleeuwen kenmerken. Grensgeschillen en oorlogen
waren aan de orde van den dag. Het volk had daar
zwaar onder te lijden. De graven en ook de geeste
lijkheid zagen zich gedwongen de hoeven, welke zij
aan de grenzen van hun gebied bezaten, te verster-
ken en te laten bezetten door vertrouwde mannen. Op
den duur groeiden uit deze versterkte hoeven de
kasteelen, terwijl de kasteleins zich dikwijls zéér onaf
hankelijk gingen voelen. Zoo werd het slot aan den
Hoef te Egmond gesticht, om het klooster tegen de
aanvallen der Friezen te beschermen; op den duur
echter trokken de graven van Egmond, die leenman
nen van den abt van het klooster waren, zich zeer
weinig meer aan van de verplichtingen, die zij tegen
over hun leenheer hadden.
52