Met de onderwerping van deze streken aan het
Frankisch gezag begon zich de scheiding te voltrekken
tusschen het vrije volk en den adel. De kern van het
Frankische Rijk had eenige eeuwen vroeger een der
gelijke ontwikkeling doorgemaakt. Daar was in het
tijdsverloop van eenige geslachten de volksadel ver
dwenen, misschien wel uitgemoord, en vervangen door
een dienstadel van de Frankische vorsten. De oude
volksadel had zich vóór alles verbonden gevoeld met
de streek, waaruit hij geboortig was en het volk
waarmee hij was opgegroeid. Bij den dienstadel over-
heerschten deze locale sympathieën niet; hij voelde
zich verknocht aan het rijksgezag, waaraan hij het
aanzien te danken had.
Ook in ons land trad een dergelijke verandering bij
den adel naar voren. In de eerste eeuw na de onder
werping aan het Frankisch gezag, dus ook nog ten
tijde van Karei den Groote, toen de graven de
eenigszins weerbarstige volksmassa's, waaruit het rijks
leger was samengesteld, moesten aanvoeren, waren de
tegenstellingen nog niet vlijmend scherp. Naarmate
echter het volksleger plaats maakte voor een be
roepsleger van grafelijke „dienstknechten", werd de
scheiding tusschen volk en grafelijke wapenmacht
steeds grooter. Karei de Groote heerschte met krach
tige hand over zijn graven en schafte de erfelijkheid
van dit ambt af. Onder zijn opvolgers begon de
zullen hen als goede ridders leiden in den strijd.)
Zoo luidt in het Chanson de Roland de beschrijving van
de deelneming der Vlamingen en Friezen aan den veldtocht
door Karei den Groote naar Spanje ondernomen om den
dood van Roland te wreken.
Hoewel het Rolandslied weinig historische waarde is toe te
kennen, meen ik de uitgave waarin Bédier naast den oud-
Franschen tekst een schitterende vertaling in modern Fransch
geeft, zeer warm ter lezing te mogen aanbevelen.
50