den zich gedwongen gezien, een deel van hun recht
op de verdeeling van den dorpsgrond prijs te geven.
Zoo kon het voorkomen, dat bepaalde geslachten
recht hadden op den grond, toekomende aan twee of
meer hoevenzij behoorden tot de aanzienlijken, den
volksadel. Andere hadden slechts recht op een ge
deelte van een hoeve. Er komen dorpen voor, welke
achttien, andere welke twee en twintig of meer hoe
ven tot grondslag der verdeeling hadden.
Hoe zeer de verhoudingen zich ook wijzigden, deze
grondslag bleef gedurende eeuwen gelijk. In de oude
registers van de bezittingen der kloosters vindt men
zeer vaak vermeld, dat zij in bepaalde dorpen één of
meer hoeven hadden, blijkbaar dus een recht op een
deel van den gemeenschappelijken dorpsgrond. De
rechthebbenden op een hoeve waren de vrije mannen
wier stem in de dorpsgemeenschap invloed had. Zij
verdeelden het bouw- en het hooiland, en stelden in
onderling overleg het tijdstip vast, waarop met oog
sten een aanvang kon worden gemaakt. Het is moge
lijk, dat men gemeenschappelijk de akkers en weiden
oogstte, beginnende aan de zijde van het dorp, steeds
verder schrijdende, zoodat over de stoppelvelden de
oogst kon worden afgevoerd, en het grondverlies aan
overpaden (z.g. not-wegen) zoo klein mogelijk bleef.
De hoevebezitters waren het ook, die den plicht had
den op het rechts-geding te verschijnen. Oorspron
kelijk hebben zij gezamenlijk de vonnissen vonde-
nissen) geveldlater werd dit aan enkele personen
opgedragen, terwijl de overige ding-plichtigen als
„ommestand"door het betuigen van bijval van hun
instemming met het gevelde vonnis blijk gaven. Ook
de aanleg en het onderhoud van wegen en vaarten,
en in kuststreken het beheer der dijken, werd door de
hoeve-gerechtigden onderling geregeld. Buiten de
dorpsgemeenschap stonden de z.g. keuters, de kleine
41