stond in allerlei vormen, al naar de verplichtingen, die beide partijen op zich hadden genomen. Het leven van het volk dier tijden was zwaarhet was een voortdurende worsteling tegen de natuurkrachten, waaraan met moeite eenige schamele stukken weide en akkerland ontrukt konden worden. Het rooien van bosschen leverde groote bezwaren op. De nederzet tingen lagen dan ook meestal op plaatsen waar de natuurlijke gesteldheid geen zware bosschen tot ont wikkeling had laten komen. Door de eenvoudige mid delen, die voor den akkerbouw ter beschikking ston den, was de opbrengst van het land gering. Veelal was het moeilijk, gedurende de lange wintermaan den de menschen en het vee van voedsel te voorzien. Menigmaal gebeurde het, als na midwintertijd de vorst te lang met felheid aanhield, dat het vee gedre ven moest worden naar de bevroren moerassen en de besneeuwde boschgronden, opdat het eenig voedsel zoeken kon. De loerende, uitgehongerde wolven brachten dan groote verliezen toe aan de vermager de kudden. Zoo leefde iedere nederzetting van wat veeteelt en akkerbouw, jacht en visscherij opbrachten. Groot was de#vreugde, wanneer na den donkeren win tertijd de zon wederom hooger en hooger aan den hemel steeg en haar voorjaars-warmte de belofte bracht van den naderenden zomer. Dagen achtereen vierde men dan het feest der bevrijding van den Zon negod, dan laaiden de vreugdevuren op ter eere van het groote hemelsche licht, dat ook ditmaal weer had gezegevierd over de machten der duisternis. Strijd bare mannen trokken naar de heilige plaatsen, waar de priesters het dankoffer brachten. Jongelingen ont moetten elkander bij groote wedkampen, waar hun behendigheid in het hanteeren van wapenen en het mennen van paarden werd gemeten. Gezangen weer- 39

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 41