gebruik maakten, moesten sluisgelden betalen en wei
een „elf-scut" 12 penningen, een turf, riet of hooi
vervoerend schip 8 penningen, een schip met han
gend roer 6, en een schip met handroer 4 penningen.
Twee jaar later moest graaf Willem echter deze ver
gunning ongedaan maken en beloven nooit meer een
dergelijke sluis in de dijken van Rijnland te laten
aanleggen, zonder de heemraden erin gekend te heb
ben. Dit geschiedde op aandrang van de ingelan
den, die te veel overlast van het water ondervonden
hadden, doordat de visschers, door omkooping of
door dwang, de sluiswachters ertoe hadden weten te
bewegen, de sluis te openen, omdat de vischvangst bij
geopende sluis zulke goede resultaten opleverde.
De „elf-scuten" (Elbe-schuiten) waarvoor, volgens de
vergunning van 1253, het sluisgeld gesteld was op 12
penningen, waren waarschijnlijk schepen, die handels
goederen uit de Oostzee in Lübeck of Hamburg
aan boord namen, en door de binnenwateren van
Holland naar de bloeiende handelssteden van Zee
land en Vlaanderen brachten. Door de dammen in
Spaarne en Amstel werd deze vaart gestuit, zoodat
overlading moest plaats hebben. Blijkbaar werd daar
bij aan Amsterdam de voorkeur gegeven, waaraan
deze stad voor een groot deel haar opkomst als han
delscentrum te danken kreeg.
In 1286 werd door Floris V de dijk, die van Am
sterdam langs Sloterdijk den zuidelijken oever van
het IJ volgde, in westelijke richting verlengd, waar
door het Spaarne bij het tegenwoordige Spaarndam
werd afgesloten.
In het zuiden van Holland hebben Rotterdam, Maas
sluis en Vlaardingen zich kunnen handhaven, hoewel
Vlaardingen, reeds in de veertiende eeuw op de
tegenwoordige plaats gelegen, de opvolgster is van een
oudere verdronken plaats van dien naam, waarvan de
29