van Egmond was aangelegd. Door dezen dijk werden
dus de landen van Castricum en Bakkum beschermd.
Reeds tijdens de regeering van Floris V werd ook
deze dijk geslecht tot een weg „sonder ban en sonder
boete", even hoog als het omliggende land, terwijl de
waterkeering weer verder naar het oosten verlegd
werd, langs Akersloot en de Schermer en langs Boe
kei, om ten zuiden van Alkmaar noord-westwaarts
om te buigen en aan te sluiten op de hooge gronden
van Heilo en Alkmaar. Het slechten van den dijk had
ten doel, het aanleggen van een weg tusschen Uit
geest en Limmen te vergemakkelijken. Langs dezen
weg kon de bezetting der kasteelen bij Heemskerk
gemakkelijk de hoogten van Heilo bereiken en hier
over optrekken naar Alkmaar, dat weer een uitgangs
punt was voor de invallen in West-Friesland.
Merkwaardig is, dat de Huigendijk tusschen Oudorp
en Oterleek, die het water van de Schermer, dat met
de Zuiderzee in open verbinding stond, scheidt van het
West-Friesche merengebied van de Waard, waar
schijnlijk den naam draagt van Heer Huge van
Akersloot, een grafelijk edelman, die in de dertiende
eeuw leefde. Stellig werd bij stormvloeden het water-
bezwaar in de Purmer, Beemster en Schermer ver
groot, toen afvloeiing naar het West-Friesche meren
gebied niet langer mogelijk was. Wanneer wij dan
ook lezen, dat door een der grafelijke edellieden
(Heer Hugo van Akersloot) vermoedelijk deze dijk-
aanleg is geleid, dan moet het Graafschap bij dezen
dijk belangen hebben gehad, die opwogen tegen het
grootere waterbezwaar. Die groote belangen zijn
geweest het afscheiden van het Friesche merengebied
van het grafelijke, waardoor de West-Friezen minder
gemakkelijk met hun schepen strooptochten naar het
zuiden konden ondernemen. De aanleg van den Hui
gendijk bracht mee, dat ook op de overige plaatsen,
26