dien tijd voor het water gespaard waren gebleven,
rukte de bevolking naar den Zanddijk op en stak
hem door. De monniken, niet in staat zijnde aan het
geweld des volks weerstand te bieden, keerden naar
het klooster terug en droegen, in vrome processie,
de aanwezige reliquieën van den heiligen Adelbert
naar den dijk. De innige bede der monniken werd
verhoord, want, vóórdat de vruchtbare landerijen
onder konden stroomen, week het water terug.
In dit geval hebben de monniken, ter bescherming
hunner landerijen, zelf den dijk aangelegd. Hoewel
vaststaande feiten hieromtrent ontbreken, mag men
aannemen, dat de bewoners der abdij nog in talrijke
andere gevallen de bevolking hebben aangespoord tot
het opwerpen van dijken, terwijl zij de leiding namen
bij de uitvoering van het werk, hetgeen geheel paste
bij de cultureele taak, welke de middeleeuwsche
kloosters zich hadden gesteld. In een plaatsnaam als
Monnikendam is de herinnering aan dergelijke werk
zaamheden bewaard gebleven.
Naarmate de zee dieper en veelvuldiger het land bin
nendrong, namen de hooger gelegen streken, vooral
als strategische punten, in beteekenis toe. De groote
legerweg, door de graven van Holland aangelegd, liep
langs den hoogen binnenkant der Noord-Hollandsche
duinen. Langs dezen weg trokken de legertrossen
noordwaarts, wanneer de strooptochten en invallen
der West-Friezen gewroken moesten worden. Deze
laatsten hadden hun gebied, waarvan de bodem uit
klei bestond, reeds vroeg door dijken weten te be
schermen, in tijden dat dit in de moerassige veenstre-
ken nog niet mogelijk was. Het uitgestrekte meren
gebied van Beemster, Schermer en Heerhugowaard,
behoedde het West-Friesche gebied goed tegen de
invallen der heerschzuchtige Hollandsche graven.
24