middeleeuwsche verhalen over de verschrikkelijke
verwoestingen, die de stormvloeden hadden aange
richt, blijken juist te zijn geweest, al werd veelal aan
een vloed van enkele dagen de vernieling toegeschre
ven, welke in den loop van vele, soms tientallen jaren
had plaats gehad.
De kustlijn langs de duinen had zich naar het oosten
verlegd. Ten zuiden van het Marsdiep, dat reeds
geruimen tijd Texel van Noord-Holland scheidde,
was later de groote doorbraak bij de Zijpe geslagen,
ten noorden waarvan in 1300 nog slechts enkele
duintoppen lagen, met de gehuchten Callants-oog,
Petten en Huisduinen. Ten oosten van deze verzwak
te duinenrij was al het land (de latere Kop van
Noord-Holland) weggeslagen tot voorbij Wieringen.
Ook Vlieland, vroeger één met Texel, was tot een
eiland gewordendaarachter strekte de bijna onaf
zienbare Waddenzee zich uit, ter plaatse, waar vroe
ger de Vliestroom door boschrijke streken gestroomd
had. Het Flevomeer was geworden tot Zuiderzee,
vanwaar het water, bij hooge stormvloeden, vanuit
het oosten de veengebieden van Noord-Holland over
stroomde en zelfs tot in de duinen doordrong.
Zoo hadden omstreeks het midden der elfde
eeuw de monniken der Egmonder abdij zich ge
noodzaakt gezien, teneinde hun landerijen tegen over
strooming te vrijwaren, een dijk aan te leggen van
de duinen bij Noord-Bakkum in oostelijke richting
tot de hoogere diluviale gebieden, waarop Heilo
gelegen is. Deze dijk, welke van zand werd opge
worpen, is tot op den huidigen dag nog als de „Zand
dijk" daar ter plaatse aanwezig. De bewoners van
Bakkum en Castricum verzetten zich tegen het aan
leggen van dezen dijk, en toen het volgende jaar het
zeewater, door den storm opgezweept, het land bin
nendrong en bij Castricum huizen vernielde, die tot
23