heid van de bevolking nam weer toe. De eerste dijken werden aangelegd op de kleistreken, waar men goede bouwstoffen dicht bij de hand had. In het midden der negende eeuw waren Stuyvezand, Kloetinge en eenige andere dorpen op Zuid-Beveland reeds door dijken beschermd; dit zijn wel de oudste bedijkingen na den Romeinschen tijd, waarvan gewag wordt ge maakt. Ook de noordelijke dijk langs de Lek zal reeds vroeg zijn aangelegd, daar, door de volledige verzan ding van den Rijnmond bij Katwijk, bij hooge water standen het overtollige water van de Lek langs het IJ en misschien wel door het Noorderkwartier moest afvloeien. Niet alleen op de kleistreken, maar later ook in de veengebieden, heeft men hard aan de bedijking ge werkt, want als uit omstreeks het jaar 1300 de eerste tamelijk volledige en betrouwbare gegevens over den waterstaatkundigen toestand van Holland tot ons komen, dan blijkt, dat in dien tijd het keerpunt reeds was overschreden, en dat men paal en perk had weten te stellen aan den vernietigenden invloed van het was sende water. Sindsdien hebben de Hollanders voort durend verder gewerkt aan de herwinning van het land, doch zelfs na de voltooiing van de drooglegging van de Zuiderzee zal nog niet al het land herwonnen zijn, dat sedert den Romeinschen tijd verloren ging: den afslag van de duinen zal men niet kunnen her winnen en achter de Hollandsche en Friesche eilanden ligt de uitgestrekte Waddenzee, die eertijds grooten- deels uit land bestond, en in de toekomst misschien weer gedeeltelijk drooggelegd zal kunnen worden. Beschouwen wij de kaartjes, die in dit werkje zijn opgenomen, dan wordt eerst recht duidelijk, welke ontzaglijke veranderingen in de ongeveer duizend jaren, die tusschen het vertrek der Romeinen en het jaar 1300 verloopen waren, hebben plaats gehad. De 22

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 20