colonetten rust. Het zuidelijk portaal is overkluisd door een stergewelf met een kruis in het midden en is, boven langs de gootlijst, met boogfriesen versierd. Ook in de sacristie voert een steenen spil- trap naar de eerste verdieping. Boven drie steun- beeren steken zeer fraai gebeeldhouwde water spuwers naar voren, een voor deze streek ongewone bijzonderheid. De toren is een markant bouwwerk in het noor delijk deel van de stad gebleven, al moest hij in den loop der jaren veel van zijn oorspronkelijke schoonheid verliezen. In 1453 en 1454 geheel ver bouwd, werd hij in 1481 door den beroemden Kam per klokkengieter Geert van Wou van twee nieuwe klokken voorzien. Den hoogen toren van vier verdiepingen en afge dekt door een spits dak, alsnog zichtbaar op de kaart van Paul Utenwael van 1598, trof in 1607 de ramp, dat de bovenste twee verdiepingen instortten. Vijftig jaar later komt op de kaart van Joan Blaeu nog deze bouwvallige toestand voor, al was inmid dels in 1627 de toren in zoeverre hersteld, dat er nieuwe klokken, ditmaal van weduwe Wegewaert alhier, in konden worden opgehangen. Het noodlot vervolgde echter den toren. Evenals de Boventoren ging ook deze ernstig verzakken, waarom in 1647 advies gevraagd werd aan een drietal architecten, den ingenieur Nemant van Zutphen, een zekeren Morlet en aan den beroemden Jan Adriaensz. Leeghwater, ontwerper van de droogmaking van het Haarlemmermeer en bouwer van het fijne renaissance-raadhuis in de Rijp. Adviseerden deze bij den Boventoren tot afbraak(l), zoo meenden zij, „dat de Buyten toren noch wel te salveren was". Tot dit laatste werd echter door de berooide stadsfinanciën eerst in 1683 besloten en het werk opgedragen aan Jan de Jonge, „mr. tim- 68

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 82