perduin (11 October 1797) dapper gedroeg, al werd
de strijd verloren. Hoewel hij in Parijs overleed
(1812) en in het Panthéon bijgezet werd, wordt
zijn hart in de hier aanwezige vaas bewaard (1821).
Tusschen de pijlers, aan de zuidzijde van het koor,
staat een interessante, hoewel erg geschonden, van
groefsteen gebeeldhouwde en opengewerkte af
scheiding, met drie zandsteenen zetels (sedilia)
voor officianten, die overhuifd zijn met baldakijns.
Het trekt echter de aandacht, dat deze laatste niet
geheel passen tusschen de pilaren en vermoedelijk
op bestelling elders gemaakt werden.
Het koor wordt afgesloten door een eiken koorhek
met koperen balusters, dat aan de koorzijde voor
zien is van fraai vroeg-renaissance snijwerk. De
laat-gothische preekstoel van Fransche kalksteen
heeft door de jaren veel geleden, maar is nog altijd
een zeldzaam staal van deze weinig voorkomende
ambachtskunst.
De oostwand wordt decoratief gevuld door het
orgel, in 1670 tot 1676 vervaardigd door Jan Sleger
en met schilderwerk en vele gebeeldhouwde figuren
versierd.
66
Zitplaatsen in de Kerk waren oorspronkelijk alleen voor
de geestelijken en wel voor den dienstdoenden priester en
voor hen die hem assisteerden, tijdens het „gloria" en 'het
„credo". De kerkbezoekers bleven gedurende den 'dienst staan.