met den bouw van den toren begonnen was. Het was aan Dr Frans Vermeulen gegeven daarvoor twintig jaar geleden de oplossing te vinden. Zijn bouwkundig oog en intuïtie vertelden hem, dat de toren met zijn massalen vierkanten romp geen 16de eeuwsch bouwwerk kon zijn, doch dat het uit de 14de eeuw moest stammen. Na den zoo afdoend schijnenden inhoud van het archiefstuk een stoute bewering, die echter door de feiten bevestigd werd. Allereerst de in den noordelijken torenmuur uitge spaarde torentrap, die wees op de 12de eeuw. Deze trap gaat in den noordoostelijken hoek van den toren, rechts omslaande, naar boven in den ooste lijken torenmuur. In dien muur vond Dr Vermeulen een oude lichtopening, thans gesloten door den noordmuur van den middenbeuk. Die noordmuur is van groote moppen, in zgn. „gothisch verband" opgemetseld. Verder vond hij boven de gewelven van den zijbeuk, in denzelfden muur, de sporen van romaansche rondboogvensters. Hieruit blijkt, dat in het begin der 13de eeuw een verhooging van een ouder kerkgebouw plaats vond, waardoor deze lichtopening gesloten werd. De toren is dus ouder dan de daartegen aangebouwde bak- steenen romaansche kerk. In dit verband merkt Dr Vermeulen op, dat hiermede omomstootelijk be wezen is, dat minstens de twee onderste geledingen van dezen toren in hun kern nog uit de 12de eeuw dateeren en de genoemde resolutie niet op dezen toren kan slaan. „Minstens de twee onderste ge ledingen", schreef hij. Het bleek den hoofdopzichter van Gemeentewerken A. J. Reyers bij de restauratie van den toren in 19281932, dat Dr Vermeulen de eerste waterlijst, achter metselwerk verborgen, niet had kunnen opmerken, zoodat hier in werkelijkheid drie torengeledingen uit de 12de eeuw dagteekenen. De verhooging met de twee bovenste verdiepingen 60

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 72