steed. Hiermede was met de werkzaamheden een begin gemaakt. In de volgende maanden werden nog groote hoeveelheden steenen gekocht en reeds op 26 Juni van dat jaar, werd door den oudsten zoon van burgemeeester Brouwer de eerste steen gelegd. Als zoo dikwijls met dergelijke grootscheepsche openbare werken, rekte zich de bouwgeschiedenis ook van dezen toren over verscheidene jaren, omdat de verdere afbouw door allerlei oorzaken telkens weer gestuit werd. Reeds in 1651 toen men tot onge veer een derde van de hoogte van het muurwerk van den vierkanten voet gekomen was, werd be sloten (21 Februari) „dat de nye tooren voor dat jaer sal rusten sonder dat daer aen gearbeidet wordt, ten eynde deselve besterven moege". Hier was dus een bouwtechnische oorzaak. Een jaar later, in 1652, werd wederom voor den verderen bouw een belangrijk kwantum steenen ingeslagen, alsmede de noodige kalk. Doch drie jaar later hield het werk plotseling op door allerlei toevallig bij elkaar komende rampen, als een mislukte oogst, dijkdoor braken en groote schade aan den IJsselbrug, die de stadskas uitputten. Er werd wel getracht, in 1656, een nieuwe financieele bron aan te boren, door vreemd bier, brandewijn en tabak te belasten, maar dit bleek niet voldoende te zijn, zoodat in 1660 geld opgenomen werd tegen lijfrenten. In dat jaar zien we meester Elias de Mulder op treden, wellicht een leerling, zeker een volgeling van Vingboons, die aanneemt voor het stadsbestuur al het „graeuwerck", d.w.z. het metselwerk in rood en Bentheimer zandsteen te vervaardigen, alles volgens teekening van Vingboons en daarvoor alle benoo- digde materialen te leveren. Hij verbindt zich boven dien tot het vervaardigen van 17 familiewapens en de namen van 14 Schepenen en Raden en van 3 Secretarissen van Kampen, op de postamenten 55

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 67