dateert dus nog uit de 14de eeuw. De spits is van
hout, met lood bekleed en vertoont met haar dak
kapellen en open onderzijde, waarin de schepenklok
hangt, een eleganten vorm.
De onderbouw is vierkant en wordt afgesloten door
kanteelen, waaruit een achtzij dige toren oprij st. Deze
kanteelen zijn lager gemetseld dan die van den
noordgevel, hetgeen wederom een bewijs is, dat deze
toren den oorspronkelijken bouw van de 14de eeuw
behouden heeft. In het achtzij dige bovenstuk zijn
aan iederen kant smalle openingen, die bekroond
worden met zandsteenen schelpvormen. Bovenaan
wordt het muurwerk door een balustrade van zand
steen afgesloten, die met a jour bewerkte gothische
bogen, voorzien van ranken en bladwerk, gevuld is.
Het Oude Raadhuis stond oorspronkelijk geheel vrij,
zoodat de noordgevel en de zuidgevel gelijk waren
en als wij reeds boven zagen, de versierende beelden
ook „rondomme" waren aangebracht. De toegang
tot het Oude Raadhuis zal oorspronkelijk aan de
nu door het nieuwe Raadhuis dichtgebouwde zuid
zijde geweest zijn, met een trap, die omhoog voerde
naar en bordesje, waarachter de laat-gothische deur
van de eerste verdieping. Na den brand van 1543
zijn, met het herstel en den wederopbouw, deze
trap en het bordesje hier afgebroken en aan de
westzijde, de Oudestraatzijde, aangebracht, met de
opengewerkte steenen leuningen en de leeuwtjes
met schilden.
Naast dit Oude Raadhuis stond het stadswijnhuis,
dat derhalve niet tegen het Raadhuis aangebouwd
was, daar zich hier het kleine pleintje met toe-
gangstrap en bordes bevonden. Dit stadswijnhuis
werd tot het nieuwe Stadhuis verbouwd en tenslotte,
na den afbraak van den toegang aan deze zijde, met
het oude Raadhuis verbonden. De combinatie van
beide bouwwerken is niet erg gelukkig, al heeft het
45