HOOFDSTUK V
HET OUDE RAADHUIS
Het spreekt wel vanzelf, dat wij aan dit monu
ment, dat tot één der belangrijkste van ons land,
ja van West-Europa behoort, een afzonderlijk
hoofdstuk wijden. Wij zullen ons, als ook elders in
dit uiteraard beknopte boekje, voornamelijk be
palen tot het aanduiden van het vele schoone en
tot het noemen van slechts enkele namen van hen
aan wier kunstvaardigheid het scheppen van dit
bouwkundig juweel te danken is.
Maar als zooveel, dat met het noemen van feiten,
jaartallen en namen ternauwernood vorm krijgt en
ook werkelijk oprijst voor het geestesoog van den
aandachtigen lezer, zoo moet een ieder, die levende
belangstelling heeft voor de behouden gebleven
hoogtepunten van bouwkunst, ook dit zelf gaan
zien, zoowel om de schoone architectuur, als om de
bijzondere kunsthistorische beteekenis.
De oorsprong van het Raadhuis ligt in het duister.
De bouw, in soberder vorm, dateert wellicht uit de
jaren 13451350 en zal toen een massief en weer
baar karakter hebben gedragen.
De westgevel, aan de Oudestraat, is nu het rijkst
versierde gedeelte. Hier prijkten tot voor enkele
jaren zes oude beelden, in drie groepen van twee,
die den Moed (Karei de Groote), de Kracht
(Alexander de Groote), de Matigheid en de Trouw,
de Gerechtigheid en de Weldadigheid voorstelden.
Deze hadden in den loop der eeuwen zooveel geleden
en zulk een gehavend uiterlijk gekregen, dat restau
ratie niet meer mogelijk bleek, zoodat zij in de
42