„Ben ick de schoonste Brugh
Van Nederlants Rivieren
En sou men mij dan niet
Met hooger eeren vieren?
Maar gedurende al die volgende jaren leed de brug
voortdurend door stormen, hooge watervloeden en
ijsgang en telkens weer werden heele stukken
weggeslagen en tot aan zee toe meegesleurd. Bijna
geen jaar ging er voorbij dat niet de schadeposten
in de stadsrekeningen voorkwamen en groote uit
gaven voor kostbare herstellingen moesten gedaan
worden. In 1635 moest zelfs practisch een geheel
nieuwe brug geslagen worden tengevolge van zoo'n
geweldige opstuwing van ijsschotsen, die de „schoene
ende gerenommeerde IJsselbrugge" deerlijk ge
havend had. Hierop zinspeelt ook de bovengenoemde
Franciscus Martinius (16111653) in zijn regels op
„de Camper Brugh":
Noch komt het schielyk Ys mij somtyts
wel verschalken,
Swart moet de dagh altyt en sonder Sonne syn!
Of liever al het Ys versmelten van haer schyn!
Die my benydelyk lest bruggeloos quam maken,
En sneet myn jokken af, en ging myn eere schaken.
Maar Ys het baat U niet, ik ben daer door geret,
En heb de groote scha met meerder macht verset.
Bij deze vernieuwing werden de vijf jukken ver
vangen door drie dubbele jukken en de galgen
verzwaard. Vanwege de hooge onkosten werden
nieuwe belastingen ingevoerd en de bruggelden
verhoogd. Lezen wij nog, dat in 1461 geweigerd werd
om voor iemand de brug gedeeltelijk op te nemen,
ten einde „nieuwe" schepen door te laten, dan zal
dit er wel op wijzen, dat althans voor grootere
schepen geen brugopening aanwezig was.
38