Adio, lief Tolhuis!
Ach, eerlang verlaat ge
Uw vrinden,
Beminden;
Nog kort slechts dan gaat ge!
Wij treuren, lief Tolhuis,
Wij, die hier vaak lepten
En olijk
En vrolijk
Uit theepotjes flepten.
Die hier van de hoogte,
De wandelaars begluurden,
Onschuldig
Geduldig
Hun kleeding betuurden.
't Genot is verdwenen
Gij wordt ons ontnomen;
Uw doodsuur
En Noodsuur
Zal onverwacht komen.
En spoorloos verdwijnt gij
Dra beukt men U neder;
Waar vinden
Uw vrinden
Hun Tolhuisje weder?
Vaarwel dan voor eeuwig!
Maar lees in ons harte;
Daar leeft gij
Al sneeft gij,
't Beweent U met smarte!