het Tolhuisje bij de Lange Brug. Op de kaart van
Blaeu zien wij het staan, links aan het einde van de
brug, aan den oever van de rivier, vlak bij devisch-
markt. Dit gebouwtje dateerde reeds van het einde
van de 14de eeuw, toen het als één der eerste
opnieuw in steen werd opgetrokken. Hier legden de
nieuwe landheeren steeds den eed af en bekrachtig
den de stad in haar bezit van voorrechten en
privilegiën, alvorens zij binnen de muren werden
ontvangen. Ook de buitenlandsche gasten van het
stadsbestuur logeerden hier, o.a. koning Christeern
van Denemarken, toen hij in 1475 de stad bezocht,
als wij boven reeds verhaalden. Dit stadsgebouwtje
werd meerdere malen verbouwd en vernieuwd en
vooral in 1544 werd het, tegelijk met het Oude
Raadhuis, verfraaid. Boven den ingang prijkte de
keizerlijke adelaar en de zinspreuk van Karei V
„plus oultre" en het was van binnen met wagen
schot beschoten en met kunstig beeldhouwwerk
versierd. Met zijn elegant aangebouwde wentel
traptorentje, trapgevels en renaissance motieven,
was het een sieraad van de stad en werd het, nadat
het in 1795 nogmaals opgeknapt was, in de laatste
jaren door de Kampenaren gebruikt, om er gezel
lige bijeenkomsten te houden, te babbelen en thee
te drinken en van het schoone uitzicht over de
rivier te genieten, met het volle gezicht op het
va-et-vient over de IJsselbrug. Ook dit werd in 1844
zonder eenige noodzaak van werkelijk belang weg
gebroken.
Wij willen deze droeve voorbeelden van gebrek aan
piëteit voor wat vroegere geslachten met liefde voor
hun stad opbouwden en tot stand brachten, be
sluiten, door een paar strofen te laten volgen van
het afscheidsgedicht aan het Tolhuis, dat een tijd
genoot, de Kamper schilder-dichter Jan Jacob Fels,
in de Kamper Courant liet verschijnen (27/11-1843)
34