van Beieren met een vloot voor de Reeve verscheen,
doch nu niet kon binnenzeilen.
Op 5 Maart 1597 werd door den Raad en de Ge
zworen Gemeente besloten „dat men die weteringe
buyten Cellebroderspoorte nae den Swarten dijck
toe sal laten diepen ende wijden". Er werd in dat
jaar en de volgende jaren hard gewerkt. De reke
ningen bevatten vele uitgaven voor deze „nye
vaert". Al had men aanvankelijk succes, zoodat zelfs
in 1579 „Jelle Henricksz mit syn Carveilschip doer
die nye vaert an Cellebroders porte" voer, waar
voor hem een geschenk werd aangeboden, omdat
„hij die ierste gewest es", bleek het moeilijkste ge
deelte, de vaargeul door de ondiepten van de kust,
op den duur onmogelijk, daar ook hier de verzanding
door de in zee aangebrachte hoofden niet kon worden
gestuit. Na enkele jaren van krachtig en energiek
pogen en van buitengewoon zware onkosten om door
„vigoureuze remedien" aan dezen dreigenden neder-
gang te ontkomen, moest wel worden beseft, dat
alles te vergeefsch was geweest en de geheele onder
neming jammerlijk mislukt was.
Na dit intermezzo keeren wij terug naar den verderen
aanbouw van den muurgordel om de stad. Het
tweede gedeelte, van de Reeve met een boog om de
stad weer tot aan den IJssel, werd uitgevoerd in
1465, waartoe de gronden tegen schadeloosstelling
werden onteigend. Deze muren waren aan de bin
nenzijde voorzien van bogen, die op pijlers rustten
en waren acht voet dik en verhieven zich 27 voet
boven den grond. Dit massieve bouwwerk werd aan
de landzijde door vijf poorten onderbroken, die
gebouwd waren over de toegangswegen. De Veene-
poort, de Kalverhekkenpoort en de Hagenpoort
werden afgebroken (de laatste nog in 1893!), doch
de behouden en onlangs met zorg gerestaureerde
Cellebroederspoort en Broederpoort zijn een sieraad
26