een goedbedoelde poging gedaan, om te bewijzen, dat deze uienlucht import was uit den vreemde en eerst dateerde van de verschijning der berijmde „Kamper stukjes" door J. J. Fels, in het midden der 19de eeuw (1844). Het staat nu wel vast, dat hij hierin geen fijne neus had en geheel misgeroken heeft. Na het verschijnen van zijn geschrift werden de argumenten geleverd, dat het verbonden zijn van Kampen met deze dwaze narren-verhaaltjes ten minste reeds uit het begin van de 18de eeuw dateert (1732) en dat ook in latere jaren (1740, 1766, 1791, 1821, 1823) deze zelfde volksverhaaltjes beschouwd werden als specifiek te behooren bij onze stad. Zonder ons verder in de herkomst te verdiepen is het echter merkwaardig, dat deze korte verhalen vroeger „steurtjes", daarna waarschijnlijk door etymologische omvorming „stukjes" en tenslotte „uien" genoemd werden. In den titel van een hekel dicht van den predikant Paschier de Fijne (1648) „Het Camper steurtjen van harde uien, sterke boter en bittere mosterd" en ook in die der latere contra pamfletten wordt de steur reeds zoo genoemd. De winstgevende steurenvangst dateert uit de 15de eeuw, in welke jaren deze visschen, evenals de zalm, in grooten getale den IJssel opzwommen, om kuit te schieten. Kampen deed steeds haar uiterste best dit voordeelige bedrijf voor zich zelf te reserveeren en als eigen privilege te beschouwen, daar deze groote en edele visch een zeer gewaardeerd gerecht voor de aanzienlijken vormde en vooral de hieruit gewonnen kuit als caviaar een kostbare lekkernij was en dit tot den huidigen dag zoo gebleven is. Dit leidde in later jaren, vooral in de 16de eeuw (15401550) tot groote onaangenaamheden, klachten en ruzie met de Hollandsche visschers, die het vischwater ook voor hen opengesteld wenschten, doch bovendien zulke fijngemaasde netten gebruikten „dat sy al dat gruys 114

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 138