staande Kindeke (1548) en een paneel met „Het laatste Avondmaal" (1552). Dat deze schilder ook buiten de stad van zijn inwoning gewaardeerd werd, blijkt wel hieruit, dat ook een verloren gegaan drieluik voor de St Stephanuskerk in Nijmegen (1564) met zekerheid van zijn hand was, terwijl hij tevens het schilderwerk op het gewelf van de Kerk te Cranenburch uitvoerde. Van deze werken bevindt zich het portret van Schenck van Tautenburg in het museum van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis te Zwolle, doch de andere zijn, sedert hun ontstaan, steeds te Kampen bewaard gebleven en vormen o.a. het kost baar bezit van de Vereenigde Gast- Proveniers huizen. Wij weten van dezen schilder, dat hij er tevens een herberg, althans een eethuis op na hield en dat hij woonde in het huis op den hoek van de Plantage en de Oudestraat, waar nu het café „de Poort van Cleef" gevestigd is en dat in die jaren „de sulveren helm" genoemd werd. Deze wetenschap verklaart, waarom deze schilder zichzelf op enkele van zijn stukken steeds afbeeldt als een opdisscher van spijzen, zooals hij b.v. op het hier afgebeelde paneel met „De Werken der Barmhartigheid" (1548) de jonge man is, die van rechts aan komt loopen met een bord met eten, daar immers het „pascere escuentes", het de hongerigen spijzen, één der voornaamste der afgebeelde werken was. Typeerend zijn de Grieksche, groote neuzen der mannen, die op al zijn werken voorkomen, de be handeling van het naakt en de verdeeling van licht en donker. Na „Het Laatste Oordeel" van 1545 is hij in die drie jaren aanmerkelijk vooruitgegaan en is vooral het gedeelte met de zieke vrouw in bed, (het „de zieken verplegen") van een groote gevoeligheid. Het geheel verraadt, evenals zijn andere werken, de 109

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 133