van wien het echter nog steeds niet mocht gelukken
de identiteit vast te stellen.
Bij het aanschouwen van dit fraaie, levendige schil
derij komen ons de dichtregels in de gedachte:
„Hier krielen duysenden van menschen onder een
de mans op schaatsen en de juffers in de sleen,
hier siet ghij 't narretuyg van edellien en heeren
en peerden uitgerust met bellen en met veeren."
Het is wel een zeer merkwaardige coïncidentie, dat
tweehonderd jaar later in Kampen, weereen
teekenaar woonde en werkte, die ook doofstom en in
Amsterdam geboren (1744), zich eveneens met zijn
moeder hier ter stede vestigde en die zijn brood
verdiende met het vervaardigen van „gezigten" in
en op de stad. Het is Pieter Remmers, over wiens
verleden voor een belangrijk deel den sluier werd
opgeheven door een gelukkige vondst onlangs in het
Amsterdamsche archief. Toch weten wij over zijn
leven alhier nog slechts weinig en zelfs niet waar en
wanneer hij overleed. Hij behoorde tot die groep van
topografische teekenaars in de tweede helft van de
18de eeuw, wier behagelijke en intieme afbeeldingen
van dorpen, steden en buitenplaatsen in het eigen
land, een reactie leek te zijn tegen de barokke
invloeden uit den vreemde van een vorige periode.
Hij beperkte zich daarbij grootendeels tot Kampen,
waarvan hij vele met zorg geaquarelleerde teeke-
ningen vervaardigde, dikwijls in groot formaat,
waarop hij met groote nauwkeurigheid „Campen
aan de IJssel", „Campen aan de landzeide "en andere
kijkjes in de stad afbeeldde en ons aldus een eenig
beeld van Kampen omstreeks 1800 gegeven heeft.
De vele herhalingen bewijzen wel, dat hij op bestel
ling werkte, doch ook dat had hij gemeen met zijn
104
,,'s Graveniiage" door Jac. van der Does 1668.