oef end werd. Van 1482—1562 werd het door de stad verhuurd, de zolders afzonderlijk. Het ging hier om de verhuur der „banken" waaraan het vleesch te koop werd aangeboden. Tot 1591 werden nog drie banken verhuurd. Daarna was het schijnbaar te bouwvallig geworden en werd, als wij zagen, het nieuwe vleeschhuis op de Botermarkt gebouwd, door oud-Kampers nog „slagjesmarkt" genoemd naar deze oude bestemming. Dat dit nieuwe gebouw in het jaar 1593 reeds volledig in gebruik was blijkt ook uit de mededeeling van dat jaar, dat de verkoop van ganzen en hoenders op geen andere plaats dan op de banken van het „Nieuwe Vleeschhuis" mocht plaats vinden. Dit nieuwe vleeschhuis werd in 1824 afgebroken en vervangen door een afdak waar boter per pond verkocht werd. Vandaar de latere naam Botermarkt. Het „Olde Vleyshuys" gelegen „in de Oldestrate" werd door burgemeesters, schepenen en raad van Kampen in datzelfde jaar „onsz Heer en duysent vijffhondert dry ende tnegentich op den dryentwin- twintichsten dach des maentz Januarij" (23 Jan. 1593) verkocht aan Joost Stevensz „ende Nyesken Malers sijn huysfrouwe". Het werd in de volgende jaren steeds bouwvalliger, zoodat toen in 1601 dit perceel door Stevensz aan zijn zoon Mr Peter Joosten verkocht werd, door de magistraat de conditie ge steld werd, dat zoowel dit pand als de ernaast gelegen huizen hersteld moesten worden. Sedert dien bleef Jiet woonhuis en winkelpand, tot het lang zamerhand al zijn vroegere schoonheid verloren had en alleen nog twee ramskoppen in den gevel aan de oude bestemming herinnerden. De hier vroeger aanwezige gevelsteen met het stadswapen en leeuwen werd bij een verbouwing ongeveer 55 jaar geleden in den achtergevel aangetroffen, verwijderd en bleef bewaard in de verzameling der gemeente Kampen 98

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 118