toont een thans in Zieriksee zeldzamen hijschbalk. Het loont de moeite de Poststraat nog even in te loopen. Reeds in 1321 als „Potstrate" vermeld, is het een der oudste straten van de stad, die vroe ger ook als deftige woonbuurt gold, maar nu wat saai is geworden door de bepleistering van de meeste huizen. De beide pilastergevels en de rijk- besneden deur van C 96 zijn al ter sprake geko men. Een imposante natuursteengevel bezit C 93 (1777—1778). We kunnen nauwelijks gelooven, dat de bouwheer een kastelein was, zij het dan van een deftig wijnhuis, „De Zoutkeet" genaamd. Ach ter deze vensters zijn de vele contracten van cor respondentie tot stand gekomen, waardoor de Zie- rikseesche regenten tot een regelmatige verdeeling der baantjes trachtten te komen. Er zou nu nog gewezen kunnen worden op een kostelijk barbierswinkeltje in de Lange Nobel- straat (A 6), op een fijn smal trapgeveltje in de Verrenieuwstraat (B 117), op bijzonder decora tieve vorkankers aan den Mol (A 309). Over de sierankers zouden we niet gauw uitgepraat zijn, want ze ontbreken aan vrijwel geen huis. Maar de schrijver vreest, dat hij het geduld der lezers toch al te zeer op de proef heeft gesteld, en hoopt al leen maar, dat zijn lezers bezoekers en daardoor genieters van Zieriksee zullen worden en dat hun dan het woord van de koningin van Scheba zal in vallen: „De helft was mij niet aangezegd". 73

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 87