verdieping, die een wachtlokaal met een een- voudigen Middeleeuwschen schoorsteen bevat. Over de ophaalbrug, in de wandeling de „piep- brug" geheeten, begeven we ons naar de Noord havenpoort. Op het hoogste punt van de brug, die vroeger van steen was, staan we even stil en ge nieten van het gezicht op de Oude haven met haar deftige huizenrijen (nu goed in het oog, doordat de zware iepen gerooid moesten worden) en met het stadhuistorentje op den achtergrond. In de diepte, onder onze voeten, vloeit het zoute water bij vloed naar binnen en bij eb naar buiten. In die vette klei mestten onze voorouders oesters. Als we geluk hebben, is het juist vloed en kondigt een schorre toeter aan, dat een schip van de Nieuwe haven toegang begeert, waarvoor eerst de brug buiten de Zuidhavenpoort en vervolgens de onze moeten worden opgehaald. Bij eb liggen de sche pen in de Oude haven op het droge. Bij buitenge woon hoog water komen ze soms op den wal terecht, want dan overstroomen de kaden en moeten de ingangen van huizen en straten met vloedplanken gebarricadeerd worden. De Noordhavenpoort (vermeld in 1407) is in haar tegenwoordigen vorm een vroeg Renais- sance-bouwwerk, elegant en vroolijk door den lichtgelen zandsteen naast de ernstige donkere zus ter. Het meeste werk is gemaakt van het stadfront met twee rijkversierde bergsteenen topgevels, vol gens Vermeulen ontworpen door den Brabantschen meester Cornelis Bloemaert. De Noordelijke top 30

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 34