De overvloedigste bron van bestaan was evenwel de visscherij. Op het stadhuis hangt in een lijstje achter glas het privilege van 23 November 1344, waardoor graaf Willem IV een vrije haringmarkt stichtte en alle kooplieden uitnoodigde daar hun zaken te komen doen. De meeste afzet ging naar Keulen. Ook Danzig werd bezocht en natuurlijk de Engelsche en Fransche havens. Omstreeks 1476 werden stedelijke rechten verkregen, maar van behoorlijke verdedigingswerken was voorloopig geen sprake. Die zijn pas in 1590 aangelegd na de droevige ervaringen tijdens den Spaanschen in val van 1575, toen bijna de heele stad in de asch gelegd werd. De muren hebben echter nooit ern stig dienst behoeven te doen. Toen in 1682 een hooge vloed een poort en vier bruggen wegsleur de en de stadsvesten vol slik en zand spoelde, heeft men zich dan ook de moeite gespaard om die opnieuw uit te diepen. In 1820 is Brouwers haven ontmanteld. Nooit heeft deze „smalstad" (smal klein) een stem verworven in de Staten van Zeeland. Dat duldde de machtige zuster aan de Oosterschelde niet. Vandaar veel wrijving en onaangenaamhe den over en weer. Ook hier een voortdurende strijd tegen de zee, tegelijk de milde bron van rijkdom en de onverbiddelijke roover, die de pol ders overstroomde en de havenhoofden verzwolg. In de 18de eeuw slonk de visscherij weg. Een eigenaardige nabloei volgde in het midden van de 19de eeuw. De betonning van het Brouwersha- 20

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 24