51). Veel voor een fraai stadsbeeld is hier aanwezig;
vooral het Oud-Hollandsche Waaggebouwtje is kostelijk
in het beeld. Toch laat dit stadsbeeld ons onbevredigd;
er ontbreekt iets aan; hier is een leegte, die wij, ondanks
de minder goede architectuur, aan onze Reguliersgracht
niet vinden. Dat komt hierdoor: te Amsterdam paart zich
aan de machtige architectuur van brug met kaden het
decoratieve element: het grillige takkenspel met zijn bla-
derengewemel. Welk een vinding om de kaden haar archi
tectonische uitdrukking te geven door het op regelmatige
afstanden streng in een rij plaatsen van hoornen. De stam
men brengen deze werking teweeg. De boomen in hun ge
heel vormen het decor. Het heerlijke stadsbeeld, waarvan
wij nooit genoeg kunnen krijgen, is geboren uit de har
monische samenwerking al dezer factoren. Hierbij spreken
wij nog niet eens over de kleur, dit lyrisch element in
iedere schepping. Maar al zouden de afbeeldingen zijn
gekleurd, dan toc'h zou niet bij benadering de indruk ervan
zijn weer te geven. Kleur is te gevoelig. Niet ons oog, ons
gemoed ervaart de kleur. Goddank is zij niet mechanisch
vast te leggen. Het ervaren van kleur wisselt ook bij iedere
stemming waarin wij verkeeren. Als ons gemoed niet zon
nig is, kan ons oog geen zon zien.
Maar zelfs als op een winterdag de zon niet schijnt en het
heeft gesneeuwd, blijven er slechts twee kleuren over: wit
een grauw-zwart. Hoe sprookjesachtig wordt dan het beeld!
(Afb. 52). Decoratief als een „zwart-wit prent" teekenen
zich de architectonische elementen: kaden, brug en boo
men krachtig af. Teeder, als ooit eenige bladertooi kan
zijn, staan de boomkronen stil in gewijd-zijn. De menschen
jammeren om het verloren paradijs. Enkele dagen in het
jaar kunnen zij het aanschouwen, doch zien het niet, mop
perend over dien naren wintertijd. Bekeert u, gij welge-
kleeden en goedgeschoeidenTracht te ervaren, dat op
aarde de hemel is te vinden. Dat een arme, dun gekleed,
met kapot schoeisel en een leege maag dit niet ervaart,"~dat
is vergeeflijk. Doch hij klaagt en steunt niet. Dit komt,
omdat de arme gewoonlijk „iets" meer heeft dan de rijke.
86