het water, om zich weer te verliezen in de kade aan de over
zijde. Onder de welving staat strakgespannen de boog, zijn
volmaking vindende in de weerspiegeling in het water.
Grootsch is de indruk van dit complex. Speelgoedachtig
doet de, daarachter even zichtbare huizenhoek van het
Rembrandtplein aan.
Hier ervaren wij het kenmerkende onderscheid tusschen een
huis en een brug. Het huis, hoe groot het ook is, is gecom
poneerd op de menschelijke schaal, een brug staat daar los
van; de breedte van het te overspannen water levert haar
modul. Bij een smalle gracht overspant een boog het water,
bij een breede gracht is het een groote boog, geflankeerd
door twee kleinere, in hun rhythme een eenheid vormend.
(Afb. 50).
De karakteristiek der Amsterdamsche brug vele Hol-
landsche bruggen hebben dit nagevolgd - ligt in het dunne
brugdek op den boog. Daardoor vormt zij een zoo weinig
mogelijk scherm in het beeld, blijft doorzichtig. De even
eens doorzichtige, niet opvallende ijzeren leuning werkt
daar geheel en al toe mede. Als eenvoud het kenmerk van
het ware is, dan wordt dit zeker door dit brugontwerp be
wezen. Een kind zou het kunnen maken. Het neme een
passer, trekke een halfcirkelboog; daarover en over de
landhoofden een flauw gebogen lijn. Ziedaar, alles!
Wat moeten wij nu feitelijk „de brug" noemen? De land
hoofden, als voortzetting der kaden, of de boog? Laat af
van dit analyseeren! Het is een organisch geheel, zelfs wat
het materiaal betreft: baksteen, afgedekt met een dunnen
band zandsteen. De dunne band van zandsteen vervult een
dubbele functie: hij begrenst de architectuur der walle
kanten en brug en hij maakt de brug los van de haar om
ringende architectuur der huizen. Het is ook bij de heden-
daagsche balkbrug niet juist, dien hoofdbalk een donkere
kleur te geven. Hij moet de lichte kleur van de zandsteen
der landhoofden hebben. Daar wordt het geheel organi-
scher door.
De schoonheid der Hollandsche brug ontgaat den buiten
lander. In de weinige, niet technische boeken, waarin de
84