lichter van indruk te maken dan de poortstijlen, is daarin
nog niet opgelost.
Het is opmerkelijk hoe beide Gemeentediensten streven
naar het beste; zij genieten de medewerking van een archi
tect-adviseur.
Bij het goed bekijken van de laatste twee afbeeldingen zal
U een onderdeel zijn opgevallen, 't welk wij niet kennen
aan de houten wipbrug. Bij de Amsterdamsche brug is het
een in vakwerk geconstrueerde kwartcirkel tusschen klap
en poortstijlen, het quadrant geheeten, in het Haarlemsche
ontwerp is het een zware ijzeren staaf. Ieder van deze
methoden heeft haar voorstander. Ir A. W. C. Dwars pleit
voor de staaf, Ir W. A. de Graaf voor het quadrant. Geen
van beide elementen zien wij aan de oude houten wipbrug.
Dit zit zoo. De laatste kon met de hand worden bewogen,
bij de tegenwoordige zware ijzeren brug is dit niet meer
mogelijk; tot een mechanische inrichting moest worden
overgegaan. Bij het Haarlemsche type is in het zware
ondergedeelte van den poortstijl een bewegingsinstallatie
met motor ingebouwd. Dit bewegingswerk drijft een rond
sel aan, dat in de tanden, aangebracht in heugelstang of
quadrant grijpt.
Aan welke van beide, staaf of quadrant nu de voorkeur te
geven? Het quadrant is door zijn constructie sterk, zal bij
het grooter, dus zwaarder worden der klap niet in even
redige mate meegroeien; de stang doet dit wel en wordt
dan allicht te lomp. Toch voegt de stang zich beter in het
geheel, het is een harmonisch element; het quadrant daar
entegen blijft een vreemd, een storend element in het type
ophaalbrug. Voordat het quadrant werd toegepast, had
men andere constructies gevonden en geprobeerd.
Zij werden bij verdedigingswerken een verbetering geacht
van de wipbrug. Waar wij ons aan de wipbrug hielden,
vinden wij haar in ons land niet, doch wel in Frankrijk.
Daar werkten in de 18de eeuw een reeks ingenieurs aan
den bruggenbouw als onderdeel van „Weg en Werken",
zooals Pelletier, Gautier, Bélidor, Derché, Bergère, Pon-
celet, Perronnet. Gautier, die onder Pelletier werkte,
72