60
Aan de brug van het kasteel te Gemert (N.-Br.) zien wij
nog iets meer. Daar zijn de sprieten aan hun achtereinden
verbonden door een balk met schoren. (Afb. 17).
Hier hebben wij de geboorte der balans. In den naam ligt
het beginsel. Weet gij nog, hoe wij als kinderen op de wip
zaten? Wij wipten dan het pleizierigst als aan beide zijden
onze gewichten hetzelfde waren.
Zoo is het ook met de wipbrug.
De zwaarte van val en kettingen moet evenwicht maken
met het achterste deel der balans plus de kettingen, waar
mede de klap ook „val" genoemd wordt opgehaald.
Dit achterdeel zou dus veel langer moeten zijn, dan het
voorste deel. Praktisch heeft dit moeilijkheden, want dan
zou dit sterk uitstekend deel bij het naar beneden klappen
eerder den grond raken, voordat de klap geheel geopend
was. De lengte van het achtereinde der balans mag hoog
stens 1.25 m korter zijn dan de hoogte der hameipoort,
anders kan de brugwachter bij het neerlaten der brug niet
de naar beneden staande balans opduwen. Heeft hij haar
in beweging gebracht, dan loopt hij tegen de schuinstaande
klap op om haar door zijn gewicht verder te laten dalen.
Door het verkorten van het achtergedeelte der balans werd
echter het evenwicht verbroken. Om dit te herstellen paste
men toe, wat bij de draaivlonder was gevonden. De achter-
verbindingsbalk de broekbalk werd verbreed tot een
bak, waarin juist zooveel keien of ijzer werd gedaan om
het volkomen evenwicht te krijgen. Hiermede was het
vraagstuk rationeel opgelost, in klaren vorm gebracht.
Tot in de helft der 19de eeuw kon de wipbrug haar be
staan rustig voortzetten. Daarna verdween zij hoe langer
hoe sneller; de hedendaagsche ijzeren brug nam haar
plaats in. Bij een wandeling door verschillende steden
voelen wij dit als een pijnlijk gemis.
In Utrecht bestaan zij niet meer, behalve een drietal in
de buitenwijken. Evenzoo gaat het in Leiden, daar is de
geheele oogst zegge: één!
Kampen heeft nog maar een enkele.