Volgens Casper Walter, den ontwerper van dit knappe werk, kon deze brug worden belast met 500 centenaars. Volgens de oude maat is een centenaar 100 pond; het draagvermogen was dus 25000 kg is 25 ton. Zoo'n brug is feitelijk een boogbrug. Een dergelijke brug is uitgevoerd, doch op aandrang der publieke opinie met een midden pijler voorzien. Het model is nog aanwezig in het museum te Zürich. Houten bruggen werden meestal overdekt. Niet alleen om haar voornamer van architectuur te maken, doch zeker ook om de opstaande wanden als vakwerkligger dienst te laten doen. De bouwmeester, die het eerst den vakwerkligger vond en ontwikkelde, was de beroemde Palladio (1508- 1580). Gautier, in zijn „Traité des Ponts" (1714) geeft een primitief plaatje van deze constructies; een afbeelding, welke echter voldoende is om het wezen ervan te laten zien. (Fig. 6). Het heeft meer dan twee eeuwen geduurd, voordat de in ijzer construeerende ingenieur Palladio's uitstekende, tech nische constructies weer heeft opgenomen. Ongeveer in het begin der 19de eeuw kwam in Amerika de houten vakwerk ligger weer tot ontwikkeling, pas later de ijzeren. In dit verband is ook de bamboebrug bij Ambon opmerkelijk. Geconstrueerde groote houten bruggen zijn er in ons land niet te vinden. Óf zij hebben bestaan, ik geloof van niet. Al spoedig heeft men voor den bouw van grootere sterkere bruggen gegrepen naar ons typisch vaderlandsch product: de baksteen. De vele mooie wulfbruggen bewijzen het. En wat de houten betreft, de wipbrug enkel of dubbel in verbinding met de balkbrug, stelde in staat breed water te overbruggen. De „Magere" brug, over den Amstel te Amsterdam, de bruggen over de Oude Gracht te Alkmaar, de brug te Overschie (Afb. 35), o.a. zijn er typische voorbeelden van. Boven alles blijft de wipbrug voor ons een der voornaam ste elementen in de karakteristiek van ons stads- en land schapsbeeld. 57

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 64