't Lijkt mij „uilen naar Athene dragen" er lang over te
vertellen, want zeer velen zullen wel eens een uitstapje
naar dit bekoorlijke dorp hebben gemaakt en er hebben
„gepunterd". De vlet, waarin wij het tochtje maken, heet
n.1. „punter". Giethoorn is de eenige plek in Nederland,
waar het Middel-Nederlandsche woord „punte" later
„pont" afgeleid van het Gallische „ponto", nog bestaat.
In deze platboomsche, open schuit een praam, een
„somp" die zoo handig door den punteraar met zijn
boom wordt voortbewogen, zien wij alles vervoerenland
bouwproducten, vee, inboedel, kinderen die naar school
gaan, in 't kort, alles, wat overal per wagen wordt ver
voerd, geschiedt daar per punter, zelfs het begraven.
Gezeten in zoo'n punter ontrollen zich voor ons oog de
meest poëtische beelden bij het doorkruisen van het dorp.
Telkens als wij een bocht omschieten vertoont zich opnieuw
een schilderachtig beeld. Dit komt, omdat dit dorp een
park gelijk is. Doch wat het beeld het meest verlevendigt
zijn de tallooze hooge bruggetjes in hun typischen Y-vorm,
een smalle loopplank met schuin naar buiten staande leu
ningen, rustende op hooge jukken. (Afb. 31). Primitieve,
uit zware balken en planken opgebouwde bouwsels zijn
het, doch daardoor zoo innig zich aanpassend aan de om
ringende natuur.
Gemakkelijk te begaan zijn deze bruggetjes niet voor den
vreemdeling. Dit merkt de tochtjesmakende fietser, die het
dorp bezoekt en ook de paadjes wil zien, als hij de fiets
het bruggetje op wil zeulen, maar vooral als hij er aan
den anderen kant weer afloopt. De kinderen die er van
jongsaf aan zijn gewend, „nemen" het bruggetje met ge
mak.
Wat past zulk een rustiek bruggetje goed in de beboom-
de omgeving! Plaats nu dit zelfde bruggetje in het vlakke,
weidsche landschap van Noord-Holland. Weg is de char
me. Daarin past een monumentaler geval, dat mede be
reikt wordt door een nauwkeuriger, meer verzorgde con
structie. Zóó is
52